Het ene kind is het andere niet. Kinderen verschillen wat betreft persoonlijkheid en aanleg. En in hun interesses en in hun mogelijkheden. Maar voor alle kinderen geldt: ze hebben de tijd en de ruimte nodig om te spelen en om hun interesses en hun mogelijkheden te ontwikkelen. Spelen en bewegen is daarvoor essentieel, al vanaf de geboorte.
– Deze column van voorzitter Michiel van Campen is geplaatst in nummer 1 (2024) van het digitale magazine van Platform Buiten Spelen & Bewegen. –
De ene stadswijk is de andere niet. Wijken verschillen wat betreft sfeer en bebouwing. En wat betreft sociale samenhang. En ze verschillen daardoor enorm voor wat betreft de mogelijkheden die kinderen er hebben om buiten te spelen en gezond op te groeien.
Op zich hebben kinderen heel weinig nodig om te spelen; kinderen zijn heel creatief. Ze maken overal een speelplek van, als ze de kans krijgen. Eenmaal buiten kan het spelen direct op de stoep al beginnen. Want kinderen spelen van nature, als ze de tijd en de ruimte hebben. En de vrijheid krijgen hun speelse creativiteit te benutten. Maar aan dat alles ontbreekt het vaak!
Veel daarover is al lang bekend, maar er blijft ook nog genoeg te onderzoeken om de mogelijkheden voor kinderen zo goed mogelijk te verbeteren. Hoe kinderen de buitenruimte gebruiken, waar ze behoefte aan hebben, wanneer ze het buiten zo leuk en uitdagend vinden dat ze niet uitgespeeld raken. En het kan niet vaak genoeg worden gezegd: kinderen hebben daarvoor echt ruimte nodig. Ruimte waar ze andere kinderen treffen en veilig kunnen spelen.
Recentelijk heeft de Sociaal Economische Raad (SER) een advies aan de overheid uitgebracht over gezond opgroeien, wonen en werken.
Met daarin aandacht voor de jongste kinderen. En gelukkig – en terecht – ook voor het belang van groene wijken met sport- en spelmogelijkheden. Het gaat daarbij deels om informele speelruimte, maar ook ingerichte speelplekken, speeltuinen en speeltuinverenigingen hebben daarin hun plek.
De SER adviseert in al het overheidsbeleid het bevorderen van de gezondheid van alle mensen centraal te stellen. Met gerichte aandacht voor het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen. En vooral in het beleid voor het onderwijs en voor de ruimtelijke (woon)omgeving, omdat daar de grootste gezondheidswinst is te behalen volgens de SER.
Daar ben ik het helemaal mee eens. Daarom vind ik aandacht voor spelen ook zo belangrijk in beslissingen over de ruimtelijke ordening. Voor alle kinderen – zeker ook in steden en in achterstandswijken – is het belangrijk dat er genoeg aantrekkelijke, bereikbare en veilige speelruimte is. Voor alle kinderen, ongeacht lichamelijke en verstandelijke beperkingen.
Jantje Beton nam in aanloop naar de verkiezingen het initiatief voor een Speeltuinwet. Hierin moet het recht op spelen worden verankerd. Ook streeft Jantje Beton ernaar dat in 2040 in elke wijk en elk dorp een bloeiende speeltuin heeft. En dat dankzij meervoudig ruimtegebruik 10 procent van de openbare ruimte als speelruimte geschikt is. Het SER-advies onderstreept het belang hiervan alleen maar.
Dus politici: kom op, treed naar buiten, kom in actie en beweging en neem hierin het voortouw. Want het plezier dat spelen geeft, dat gunnen we toch ieder kind!!!